half

Afrikaans

Étymologie

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Adjectif

half \Prononciation ?\

  1. Demi, moitié.

Allemand

Forme de verbe

half \half\

  1. Prétérit de helfen (« aider »).

Anagrammes

Anglais

Étymologie

De l’anglo-saxon healf.

Adjectif

half \ˈhæf\ (États-Unis), \ˈhɑːf\ (Royaume-Uni)

  1. Demi, moitié.

Dérivés

Adverbe

half \ˈhæf\ (États-Unis), \ˈhɑːf\ (Royaume-Uni)

  1. À moitié.
    • It’s half done.

Dérivés

  • half-naked

Nom commun

SingulierPluriel
half
\ˈhæf\
ou \ˈhɑːf\
halves
\ˈhævz\
ou \ˈhɑːvz\

half \ˈhæf\ (États-Unis), \ˈhɑːf\ (Royaume-Uni)

  1. Moitié, demi.

Verbe

Temps Forme
Infinitif to half
\ˈhæf\
Présent simple,
3e pers. sing.
halfs
\ˈhæfs\
Prétérit halfed
\ˈhæft\
Participe passé halfed
\ˈhæft\
Participe présent halfing
\ˈhæf.ɪŋ\
voir conjugaison anglaise

half \ˈhæf\ (États-Unis), \ˈhɑːf\ (Royaume-Uni)

  1. (Désuet) Diviser en deux.

Synonymes

  • halve (Beaucoup plus courant)

Prononciation

  • États-Unis  : écouter « half [hæf] »
  • Suisse (Genève) : écouter « half »

Néerlandais

Étymologie

À comparer à l’allemand halb de même sens.

Adjectif

half \Prononciation ?\

  1. Demi.
    • Halve maatregelen.
      Des demi-mesures.
    • Het is half drie.
      Il est deux heures et demie.
    • Half drie had geslagen.
      La demie de deux heures avait sonné.

Adverbe

half \Prononciation ?\

  1. À demi, à moitié.
    • Half geopend.
      Entrouvert.
    • (Automobile) Half op de stoep.
      À cheval sur le trottoir.

Synonymes

  • gedeeltelijk
  • voor de helft
  • onvolledig

Dérivés

  • acht en een half
  • achtenhalf
  • anderhalf
  • derdehalf
  • dertien en een half
  • dertiendehalf
  • drie en een half
  • drieënhalf
  • eenenhalf
  • elf en een half
  • flyhalf
  • half-continuïteit
  • half en half
  • half-en-half
  • half-om-half
  • halfaap
  • halfacht
  • halfautomaat
  • halfautomatisch
  • halfback
  • halfbak
  • halfbegrepen
  • halfbewolkt
  • halfblind
  • halfbloed
  • halfbriljant
  • halfbroeder
  • halfbroer
  • halfbrus
  • halfcast
  • halfcel
  • halfcirkelvormig
  • halfdek
  • halfdode
  • halfdonker
  • halfdood
  • halfdoods
  • halfdoor
  • halfdrie
  • halfdronken
  • halfduister
  • halfedel
  • halfedelsteen
  • halfeen
  • halfelf
  • halfelfje
  • halfezel
  • halffabricaat
  • halfgaar
  • halfgebakken
  • halfgek
  • halfgeleerd
  • halfgeleider
  • halfgeopend
  • halfgesloten
  • halfgod
  • halfgoed
  • halfhalf
  • halfhartig
  • halfheester
  • halfheid
  • halfhemd
  • halfhonderd
  • halfhoog
  • halfhout
  • halfhouts
  • halfjaar
  • halfjaarlijks
  • halfjarig
  • halfkleinbeeld
  • halfklinker
  • halfkoers
  • halfkristal
  • halfkristallijn
  • halflaken
  • halflandelijkheid
  • halflang
  • halfleeg
  • halflinnen
  • halfluid
  • halfmaandelijks
  • halfmetaal
  • halfnaakt
  • halfnegen
  • halfnomade
  • halfom
  • halfonderstandig
  • halfopen
  • halfpension
  • halfpijler
  • halfpipe
  • halfpond
  • halfporselein
  • halfproduct
  • halfreliëf
  • halfrijm
  • halfrijp
  • halfrond
  • halfschaduw
  • halfscheid
  • halfscheut
  • halfschild
  • halfslachtig
  • halfslag
  • halfsleet
  • halfsluiten
  • halfspeler
  • halfstam
  • halfsteek
  • halfsteens
  • halfstof
  • halfstok
  • halftallig
  • halfter
  • halftien
  • halftij
  • halftijds
  • halftime
  • halftint
  • halftoon
  • halftop
  • halftwaalf
  • halftwee
  • halfuur
  • halfvaatsband
  • halfvasten
  • halfverhard
  • halfverheven
  • halfverminderdseptiemakkoord
  • halfvers
  • halfvet
  • halfvier
  • halfvijf
  • halfvleugelig
  • halfvloeibaar
  • halfvocaal
  • halfvol
  • halfvolley
  • halfvolwassen
  • halfvrij
  • halfvrijstaand
  • halfwas
  • halfwees
  • halfweg
  • halfwijs
  • halfwind
  • halfwinder
  • halfwinds
  • halfwit
  • halfwoekerplant
  • halfwoestijn
  • halfwollen
  • halfzacht
  • halfzes
  • halfzesje
  • halfzeven
  • halfzijde
  • halfzijdig
  • halfzuil
  • halfzus
  • halfzuster
  • halfzwaargewicht
  • halling
  • halvegare
  • halveling
  • halvelings
  • halvemaan
  • halverhoogte
  • halverlijve
  • halvermijn
  • halverstok
  • halverwege
  • halverwind
  • linkshalf
  • midhalf
  • negen en een half
  • negenenhalf
  • onderhalf
  • rechtshalf
  • scrumhalf
  • tien en een half
  • twaalf en een half
  • twee en een half
  • tweeënhalf
  • vier en een half
  • vierenhalf
  • vijf en een half
  • vijfenhalf
  • zes en een half
  • zes-en-een-half
  • zesenhalf
  • zeven en een half
  • zevenenhalf

Prononciation

  • (Région à préciser) : écouter « half [Prononciation ?] »
  • Pays-Bas (partie continentale) (Wijchen) : écouter « half »
Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.