gemeenschap

Néerlandais

Étymologie

Étymologie manquante ou incomplète. Si vous la connaissez, vous pouvez l’ajouter en cliquant ici.

Nom commun

Pluriel
gemeenschappen

gemeenschap \Prononciation ?\ féminin

  1. Communauté.
    • in een gemeenschap opgenomen worden
      être admis dans une communauté
    • (Droit) gemeenschap van goederen
      communauté de biens
  2. Société.
    • op kosten van de gemeenschap studeren
      étudier aux frais de la société
  3. Relation, rapport, coït.

Synonymes

communauté
société
relation

Dérivés

  • Andesgemeenschap
  • belangengemeenschap
  • buurtgemeenschap
  • christengemeenschap
  • cultuurgemeenschap
  • dorpsgemeenschap
  • gebruikersgemeenschap
  • geloofsgemeenschap
  • gemeenschappelijk
  • gemeenschapsaangelegenheid
  • gemeenschapsbetrekking
  • gemeenschapscentrum
  • gemeenschapscommissie
  • gemeenschapsexecutieve
  • gemeenschapsgeld
  • gemeenschapsgevoel
  • gemeenschapshuis
  • gemeenschapsleven
  • gemeenschapsmaterie
  • gemeenschapsmens
  • gemeenschapsminister
  • gemeenschapsonderwijs
  • gemeenschapsraad
  • gemeenschapsrecht
  • gemeenschapsregering
  • gemeenschapsschool
  • gemeenschapssenator
  • gemeenschapsvoorziening
  • gemeenschapswerk
  • gemeenschapszin
  • geslachtelijke gemeenschap (rapport sexuel)
  • geslachtsgemeenschap
  • godsgemeenschap
  • huwelijksgemeenschap
  • internetgemeenschap
  • kerkgemeenschap
  • kloostergemeenschap
  • leefgemeenschap
  • levensgemeenschap
  • moslimgemeenschap
  • plantengemeenschap
  • rechtsgemeenschap
  • scholengemeenschap
  • schoolgemeenschap
  • taalgemeenschap
  • waardegemeenschap
  • werkgemeenschap
  • Wikipediagemeenschap
  • woongemeenschap

Prononciation

Cet article est issu de Wiktionary. Le texte est sous licence Creative Commons - Attribution - Partage dans les Mêmes. Des conditions supplémentaires peuvent s'appliquer aux fichiers multimédias.